Door: Aimée Timorason

Na een lange periode van stilte begint de overleveringsrechtspraak weer op gang te komen. Op 2 juni 2020 is door de Internationale Rechtshulp Kamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in twee Litouwse zaken. In beide zaken is door de raadslieden aangevoerd dat de overlevering van de opgeëiste personen op grond van artikel 11 Overleveringswet jo. 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dient te worden geweigerd wegens de zorgelijke detentieomstandigheden in Litouwen.

Verweer van de verdediging

Ter onderbouwing van dit verweer is in beide zaken verwezen naar het rapport van Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (hierna: CPT) uit 2018. Uit dit rapport volgt dat in sommige Litouwse gevangenissen (onder meer in de Pravieniškés Prison) sprake is van een zorgelijke situatie. Meer specifiek zien die zorgen op ´interprisoner violence´.

 De detentieomstandigheden nader bezien

Eerder heeft de Amsterdamse rechtbank geoordeeld dat een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de Litouwse detentie-instellingen: Alytus Correction Home, Marijampolė Correction Home en Pravieniškės Prison. In deze gevangenissen zou sprake zijn van zowel onderling geweld tussen gedetineerden als excessief geweld door beveiligers om aan deze situaties een einde te maken. Dit is het gevolg van ruime aanwezigheid van drugs, alcohol, telefoons en steekwapens enerzijds en zeer geringe aanwezigheid van gevangenismedewerkers en soms ook corruptie bij deze medewerkers.

Om een meer recent beeld te krijgen van de detentieomstandigheden in Litouwen is er aanvullende informatie gevraagd aan de Litouwse autoriteiten. Uit deze informatie kon – kort gezegd – worden opgemaakt dat sprake is van voldoende persoonlijke ruimte voor de gedetineerden (minimaal 6 m2). Sprake is van voldoende compenserende factoren in de vernieuwde detentie-instellingen, zoals onbeperkte toegang tot water- en sanitaire voorzieningen, ventilatiesystemen alsook toegang tot buitenlucht en sportvoorzieningen. En er zijn maatregelen getroffen om gedetineerde tegen geweld binnen de detentie-instellingen te beschermen. Zo is er intensief contact met de gedetineerden en worden de bij geweld betrokken gedetineerden van elkaar gescheiden, waarna de mogelijkheid bestaat dat de aanstichter van het geweld in een andere detentie-instelling kan worden geplaatst.

Uitspraak

Op grond van deze informatie is de rechtbank van oordeel dat geen reëel gevaar meer bestaat op onmenselijk of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De rechtbank staat beide overleveringen dan ook toe.

Lees hier de uitspraak: